Brussel: Wat is er nog over van de hoofdstad van Brabant?

Stadswapen van Brussel


Wanneer mensen aan Brussel denken, dan denken ze vaak aan de EU, aan Belgische frieten of wafels of aan het oefenen van hun Frans. Als ze gaan voor bezichtigingen dan pakken ze vaak een route die van de Grote Markt, naar de Nieuwstraat loopt, dan richting het Europese gedeelte om het Europees Parlement te zien en wellicht de gebouwen van de Europese Commissie. Tot slot gaan ze dan nog even het Atomium bezoeken en een frietje ergens onderweg misstaat ook zeker niet. Vrijwel al deze bezienswaardigheden zijn relatief nieuw en staan in het kader van Brussel als Europese hoofdstad. Het parlementsgebouw werd pas in 1988 gebouwd, de Commissiegebouwen stammen op een basis van een gebouw uit 1923, het Atomium staat er pas sinds de Wereldtentoonstelling van 1958 en de gebouwen op de Grote Markt van Brussel stammen, op enkele kleine uitzonderingen na, op zijn vroegst uit de late 18e eeuw. Hoewel deze bezienswaardigheden zeker de moeite waard zijn, heeft Brussel een veel langere historie. En het mooie is; er zijn er nog andere plekken die niet zo bekend zijn, maar toch ook zeker de moeite waard zijn. Wat is er dan nog over van het Brussel daarvoor? Wat voor geschiedenis is er nog zichtbaar en te bewonderen? Laten we beginnen met het schetsen van een historie van het Brabantse Brussel.


Het ontstaan van het Brabantse Brussel

Brussel (voor het eerst genoemd als Bruoksele) ontstond uit een verzameling van boerengehuchten aan de Zenne in de 10e eeuw, grofweg waar het Sint-Goriksplein momenteel ligt. Het groeide met een haven uit tot een trekpleister voor de lokale adel in zijn begintijd. Brussel bleef in de 12e en 13e eeuw de aandacht trekken en kreeg in 1229 stadsrechten van graaf Hendrik I van Brabant. In 1267 werd Jan van Brabant (jawel, de hertog naar wie het bekende biermerk is vernoemd) hertog en verhuisde de hoofdstad van het hertogdom Brabant van Leuven naar Brussel. In deze tijd trok Brussel ook meer bekijks vanwege de ontwikkeling van zijn lakennijverheid. In de 14e eeuw nam de lakennijverheid en handel in Brussel een vlucht en werd de Grote Markt (Nedermerckt) steeds belangrijker. Het werd een echt handelscentrum voor de regio.

In 1430 overleed de toenmalige hertog van Brabant zonder opvolger. Zijn neef, Filips de Goede (van Bourgondië) erfde het hertogdom en beëindigde dus de facto de onafhankelijkheid van Brabant. Filips de Goede liet zijn paleis op de Koudenberg bouwen en vestigde zich in Brussel als hertog van Bourgondië (en dus heerser over alle Nederlanden). Zo werd Brussel het centrum van de 17 Bourgondische Nederlanden waar Filips over regeerde. De vorsten bleven het rijk vanuit Brussel regeren en zelfs koning Karel V van Spanje (en aartshertog van Oostenrijk en keizer van het Heilige Roomse Rijk) werd in Brussel gekroond. Dit zorgde voor een gigantisch aanzien van Brussel. De eerste terechtstellingen van ketters (Lutheranen) in 1523 werden in Brussel gedaan. In 1555 gaf Karel V zijn rechten door aan zijn zoon Filips II die heerser werd ten tijde van de 80-jarige oorlog. In deze 2e helft van de 16e eeuw was Brussel dus nog steeds de hofstad waar edelen samen kwamen. Filips II verhuisde zijn verblijfplaats echter van Brussel naar Madrid, wat het belang van Brussel langzaamaan zou schaden. Zijn hofhouding bleef echter voor een groot deel in Brussel (de gouverneur-generaals bestuurden in zijn naam). Het bestuur van het rijk dat zich uitstrekte van Oost-Groningen tot Calais en van Luxemburg tot Den Helder.
De taal die in deze tijd gesproken werd door het volk in Brussel was Brabants/Nederlands. Echter, door de aanwezigheid van eerst de hertogen en later de keizer, werd Brussel een hofstad. Dit trok edelen aan uit allerlei windstreken, die als voertaal Frans gebruikten. Doordat het hof een aanzienlijke omvang had, heeft het Brussel al sinds deze tijd een enigszins Franstalig karakter. Daarnaast gebruikte de adel in het overgrote deel van de Nederlanden Frans als schrijf-of-voertaal. De markt in Brussel, de interactie op straat en de handel werden echter in het Nederlands gedaan. De taalgrens tussen het Nederlands en het Frans was in deze tijd een stuk onduidelijker omdat dialecten langzaamaan in elkaar over gingen. Een natie en een taal werden pas veel later als iets samenhangends gezien. De taalgrens liep grofweg van bezuiden Calais (Kales in het oorspronkelijk Vlaams), ten noorden van Rijsel (Robeke/Roubaix), bezuiden Moeskroen, ten zuiden van Waals-Brabant en Leuven, bezuiden Maastricht naar Aken. In deze tijd viel Brussel dus met marge binnen het Nederlandstalige (Brabantstalige) gebied.


Brussel in de 80-jarige oorlog

Toen in 1566 de hertog van Alva werd gestuurd om de inquisitie uit te voeren in de Nederlanden, vluchtte Willem van Oranje (zelf door Filips II aangesteld als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht) uit Brussel. Echter, twee andere belangrijke edelen (de graaf van Egmont en de graaf van Horne) besloten te blijven en werden in 1568 op de Grote Markt van Brussel onthoofd. Dit was één van de katalysators voor de Beeldenstorm en de start van de 80-jarige oorlog voor de protestanten in Brussel en de rest van de Nederlanden die op dat moment nog verspreid zaten door alle gewesten. Alva vestigde zichzelf in Brussel. Hij stelde daar de Raad van Beroerten in die bijna 9000 protestanten zou berechten. Brussel stond daardoor kort bekend als het centrum van de anti-protestantse lusten (de Raad werd bekend als de Bloedraad).

Het standbeeld van Egmont en Hoorn aan de Kleine Zavel in Brussel

Toen er te veel tegenstand kwam tegen Alva’s harde hand, vertrok hij weer in 1573. In 1576 werden de Spanjaarden niet meer gewenst in Brussel en werden de Staten-Generaal bijeengeroepen om de Spanjaarden te verdrijven. Op 8 november, 1576 werd de Pacificatie van Gent beklonken waarin de Staten van Brabant en de andere gewesten eisen stelden aan de koning van Spanje. Toen de koning van Spanje deze accepteerde, maar ze daarna schond, stond Brussel aan de kant van de opstand. Brussel bleef tot 1585 een Staatse stad waarin relatieve godsdienstvrijheid heerste, totdat in 1585 na een lang beleg Alexander Farnese Brussel definitief in Spaanse en katholieke handen bracht. Vanaf die heroveringen door Farnese vond de ‘scheuring der Nederlanden’ plaats, waarbij Brussel zijn status als hofstad hield, maar dan alleen nog voor de Zuidelijke Nederlanden. De protestanten vertrokken massaal uit Brussel en Antwerpen en er wordt door historici vaak aangegeven dat de bloei van Amsterdam en Nederland stoelde op de instroom van de rijke protestanten uit de nu Belgische steden.


Brussel in de 18e en 19e eeuw

Brussel bleef de residentie van de afgezanten van Spanje en later Oostenrijk. In de Brabantse Omwenteling in 1789 was Brussel ook het centrum voor de leiders van de Verenigde Nederlandse Staten. Deze Verenigde Nederlandse Staten waren een reactie op de Franse revolutie waarbij de burger meer inspraak eiste. Deze Verenigde Nederlandse Staten (1789-1790) werden gestoeld op het idee van de Nederlandse Republiek, met relatieve vrijheid voor zijn burgers. Brabant was een van de sterkhouders hiervan en Brussel werd de hoofdstad. Na een jaar werd het echter overlopen door de Franse Revolutie. In de 9 jaar voordat Napoleon in 1799 aan de macht kwam, slonk het Brusselse inwonertal met 12.000 mensen door plundering, economische malaise en de vervolging van katholieken.

Nadat het huidige België was ingelijfd door Frankrijk werd ingelijfd, verloor Brussel tijdelijk zijn hoofdstedelijke functie. Uiteindelijk zou, na de val van Napoleon, Brussel zijn status van hoofdstad heroveren en delen met Amsterdam. Koning Willem I betrok in 1820 enkele 18e eeuwse gebouwen die vanaf dan het koninklijk paleis zouden gaan vormen. Om de twee gebouwen tot paleis om te toveren liet hij in 1826 extra bijgebouwen bouwen. In 1829 was dit gebouw af. In 1830 vond natuurlijk de Belgische Revolutie plaats en dus kon de koning er weinig van genieten. Koning Leopold I en II lieten het paleis daarna grondig aanpassen en daarmee ook het Warandepark. Toch zijn de originele 18e eeuwse gebouwen nog waar te nemen. De stijl van het paleis veranderde echter vooral naar classicistisch model. Hetzelfde geld voor de triomfboog uit 1905 die in het Jubelpark staat. Deze stijl werd door de Belgische koningen meer gehanteerd en bepaalt daardoor een groot deel van het straatbeeld. De huidige regering en de ministeries hebben nog steeds hun residentie nabij het paleis en het Centraal Station. Gedurende de 19e en 20e eeuw groeide het centrum van Brussel steeds verder en kwamen omringende dorpen aan de stad vast te liggen. Schaarbeek, Sint-Jan’s Molenbeek, Sint-Joost-Ten-Noode, Elsene, Anderlecht, Sint-Agatha Berghem, Jette, Vorst, Ukkel, Watermaal-Bosvoord, Ganshoren, Evere, Sint-Lambrechts Woluwe, Etterbeek, Sint-Pieters Woluwe en Oudergem zijn allen onderdeel geworden van de stad Brussel (hoewel ze nog steeds als afzonderlijke gemeenten functioneren).

Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830, werd Brussel de hoofdstad van het nieuwe land. Met de van grootheidswaan niet vreemde koningen die België bestuurden in de 19e eeuw, werden de paleizen (zoals zojuist genoemd) en parken naar Frans en Romeins gebruik uitgebreid. Zoals reeds bekend werden deze mede bekostigd door inkomsten uit de Belgische kolonie in Kongo. Doordat Brussel wederom als hoofdstad werd gebruikt en de ministeries en diplomaten in Brussel resideerden, verdween het Brabantse karakter en de handel naar de achtergrond. De instroom van mensen uit de kolonie, gepaard met internationalisering van het netwerk en de inwoners en de dominantie van Frans in de diplomatie zorgde voor een grondige verandering in het straatbeeld van Brussel. Daarnaast werd het Nederlands (Brabants) langzaam verdrongen. In 1910 was nog maar de helft van de inwoners Nederlandstalig, een cijfer dat nadien alleen nog maar afnam.


Wat is er nog te zien van het Brussel van vroeger?

Er zijn nog een aantal monumentale plekjes die herinneren aan het verleden van Brussel, al is een groot deel van de gebouwen niet meer in de originele staat te zien. Een groot deel, waaronder de Grote Markt, werd verwoest door een Frans bombardement in 1695. Daarnaast zijn een aantal gebouwen in vlammen opgegaan. Wat staat er nog wel? Aan de Villersstraat staat nog een heel stuk overeind van de eerste stadsmuur van Brussel uit de 10e eeuw. Een stukje van de muur staat ook nog aan het Sint-Katelijne plein, achter de kathedraal. Daarnaast staat er nog een aantal 13e eeuwse gebouwen overeind die tegen de Sint-Niklaaskerk aan staan in de Boterstraat (nabij de Grote Markt). Wandelen vanaf het Sint-Kathelijne plein naar de Grote Markt en vandaar omhoog naar het Koninklijk Paleis brengt je door de oudste delen van de stad. Daarnaast vind je in de oude buurtschappen/dorpen zoals Schaarbeek of Ukkel nog steeds de mooie oude dorpskernen met hoge herenhuizen of parken. Lopen vanaf het Flageyplein naar het gemeentehuis van Elsene brengt je ook nu langs mooie lange straten die heuvel-op en heuvel-af lopen en je herinneren aan het feit dat Brussel ooit langs een rivier is ontstaan met gehuchtjes op de heuvels rondom.
Aan de kleine Zavel staat ook nog een aantal beelden die herinneren aan de historie van Brussel en België van vóór de 19e eeuw. Mercator heeft er een standbeeld, Willem van Oranje ook, en het standbeeld van de graven van Egmont en Horne (die dus in 1568 onthoofd werden op de Grote Markt) is hier nu geplaatst. Het zou oorspronkelijk op de Grote Markt staan waar het vonnis werd voltrokken, maar is nu voor het Egmontpaleis geplaatst. Dit Egmontpaleis is de ontwikkelde vorm van wat ooit de residentie van de graaf van Egmont was alvorens zijn berechting. Het is in 1560 gebouwd en is nu de zetel van het Belgische Ministerie van Buitenlandse Zaken.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *